Eerste versie van het in Relevant januari 2013 verschenen artikel, dat (in overleg) fors is ingekort.
Eind maart 2010 belde ik mijn moeder, om een afspraak voor Pasen te maken.
Eind maart 2010 belde ik mijn moeder, om een afspraak voor Pasen te maken.
‘Ja, ik wil je nog wat zeggen. Ik
heb een consulent van De Einder geraadpleegd.
Je weet wel dat ik mij de laatste
tijd in snel tempo voel aftakelen. Heb volksdansen afgezegd, zal ook niet lang
meer kunnen deelnemen aan het koor, kan eigenlijk niet meer goed fietsen, heb
nog steeds last van mijn handen, enzovoort, bovendien voel ik me voortdurend
uitgeput.
En ik wil liever niet meemaken
dat ik een verpleegtehuis terecht kom, en in een verzorgingshuis, met al die
idiote bezigheden en personeel dat je, hoe goedbedoelend ook, vaak behandelt
als een kleuter, daar heb ik geen zin in.
Ik heb erover gedacht, na die
strenge winter, om een heleboel slaappillen in te slaan, en dan als het weer zo
koud is, die pillen in te nemen en op mijn balkon te gaan zitten en me te laten
doodvriezen.
Maar de consulent heeft me ervan
overtuigd dat dit geen goed methode is: de kans op mislukken is te groot.
Ook heeft de consulent me
aangeraden hierover te praten met mijn kinderen. Eerst een voor een. Dan met
alle drie samen. En met mijn arts.
Dus ik wil een afspraak maken.
Met Pasen hoeven we het daarover niet te hebben.’
Die afspraak kwam er. En vanaf dat moment ging ik, met haar
medeweten, een besloten blog bijhouden: ‘Moeder wil waardig weg’. Dit artikel komt
voort uit dat inmiddels open blog.
Ze bezwoer me niet depressief te zijn en zeker niet van plan
te zijn om direct een eind aan haar leven te maken. Ze wou vooral de spullen in
huis hebben voor het geval dát.
Ik kon het me enigszins voorstellen, zelfs met het slotbeeld
van Mar adentro, van Alejandro
Amenábar nog helder in mijn geheugen, en ik kon het in ieder geval respecteren.
Dat bleken mijn broer en zus ook te kunnen.
Tijdens een latere bijeenkomst, waaraan ook de consulent
deelnam, plaatsten we kanttekeningen bij haar cynische visie op het leven in
een verzorgingstehuis. Ze luisterde maar hield voet bij stuk. ‘Ik heb er geen
zin in.’ De consulent wees ons op de juridische haken en ogen. Immers, wie
meewerkt aan iemands dood, is strafbaar, ook als dat een zelfgekozen einde is.
Praten mag, steunen ook, aanwezig zijn ook zelfs, maar instructie en praktische
hulp zijn strafbaar, tot en met het fijnstampen van de pillen en het aanreiken
van de dodelijke vla. Je moet dus zorgvuldig zijn. ‘Ze moet het echt zélf doen.’
(Dat valt niet mee, met die handen, dacht ik nog.)
De consulent leidde het gesprek bekwaam, liet ons alle
ruimte maar bewaakte intussen de structuur, en zorgde ervoor dat alles aan bod
kwam, inclusief het gesprek met de arts. Dat vond moeder moeilijk, maar na
bespreking al minder.
Op 28 mei 2010 vond een eerste gesprek met de arts plaats,
in het gezondheidscentrum niet ver van waar moeder woont. Ze had mij en mijn
zus meegenomen. Het was mooi weer, de zon scheen, de vogels floten.
Ja, de arts kon moeder goed volgen. En hij zei steun toe,
maar wel met nadruk: legaal. En hoe dat dan het best zou kunnen, daarover wou
hij nog enkele weken, ook tijdens zijn vakantie, nadenken. Begin juli zouden we
bellen voor een vervolgafspraak in tweede week juli.
Ik vond hem invoelend, begripvol, een prettig mens. En
moeder zag ik ieder moment opgeluchter raken. Eenmaal thuis bij haar bleek mijn
zus die indruk te delen.
Het was raar, en nog abstract, dat gepraat over een
zelfgekozen dood. Maar het zou ongetwijfeld vervolgd worden, dat zagen we. Ze
was vastbesloten.
Dat hield ook in dat ze volgens plan en volgens richtlijnen
van Stichting de Einder medicijnen begon te verzamelen. Een tweede gesprek met
de arts vond plaats na de zomer, deze keer was mijn broer erbij. Opnieuw steun.
De arts opperde de mogelijkheid om euthanasie aan te vragen. Maar moeder dacht
dat ze dan al te laat zou zijn, want ‘zo makkelijk gaat dat niet’. De consulent
van de Einder vroeg haar: ‘Wat wilt u?’ Zelf bepalen wanneer het einde is, zei
moeder. Dan moet u dat volhouden, aldus de consulent.
Moeder ging dus door met het verzamelen van medicijnen, per
internet, op haar oude laptopje.
Wanneer zou dat einde komen? Moeder herhaalde in oktober
2010 wat ze mijn broer eerder zei: niet ‘s zomers, ‘want dan oogt de wereld zo
opgewekt’, en ook niet komende winter, maar misschien de winter 2011-2012. Als
ze dat zou halen, want ja, ‘ik kan natuurlijk zomaar ineens doodgaan’.
Hierin klonk de echo door van wat ze de laatste tien jaren
vaker zei: ‘Ach, ik geniet nog wel van het leven, maar als ik morgen dood zou
gaan, zou ik dat niet erg vinden.’
Intussen las ik Mijn
moeder wilde dood, een persoonlijk en praktisch verhaal over zelfbeschikking
van Annegreet van Bergen, dat net verschenen was. Annegreet van Bergen heeft
een goed boek gemaakt, lijkt me. Het is geboren uit boosheid en die is zeer
effectief omgezet in een leesbaar verslag van haar wedervaren met haar moeder
en het navolgend speurwerk. Je kan er veel uit leren, o.a. dat je beter vroeg
kan beginnen met voorbereidingen, als je geen zin hebt om al te afgetakeld te
eindigen. (In gedachten zag ik mijn moeder instemmend knikken.) En dat er te
veel afhangt van de arts, of die welwillend is of niet. Dan had moeder het dus
goed getroffen.
Ik begon moeder vaker te bezoeken, want ik wou haar
interviewen over haar leven.
Tegelijk zette zij de voorbereiding van haar plan door. Ze
had regelmatig gesprekken met haar arts, die nog steeds coöperatief was. Hij
trachtte haar ervan te overtuigen dat een verzoek om euthanasie tot de
mogelijkheden hoorde, eerder dan tijdens de fase van finale aftakeling, maar
tegelijk verleende hij steun. Een soort tweesporenbeleid dus, binnen de marges
van de wet.
Ze hadden, begreep ik, goede gesprekken en het was prettig
te merken dat moeder haar arts zeer waardeerde.
Ze ‘is niet depressief’, verzekerde ze hem en mij keer op
keer. Maar ook geen levensgenieter. Ze schreef zich ‘een levendige geest, met
een bedroefd hart’ toe. Waar dat laatste vandaan komt, kon ze niet verklaren,
maar haar eigen moeder was ook zo’n type, volgens haar.
Tijdens het eerste interview kwam ze verrassend tevoorschijn
met een schrift, waarin ze zelf haar leven beschreef, tot zeker moment. Het was
de bedoeling dat we dat na haar dood zouden vinden, maar nu ik haar
interviewde, haalde ze het tevoorschijn.
Ze begon daarmee binnen een jaar na de dood van vader, dus
in 2000, hield er nog dat jaar mee op en vervolgde het mei 2008. ‘Waarom ik
toen ben opgehouden weet ik niet en wat ik over mijn moeder wilde zeggen weet
ik ook niet maar ik ga proberen nu door te gaan’, schreef ze (p. 27) en dan
pakt ze de zin op waarin ze was blijven steken en maakt die af.
Fascinerend vind ik dat het is geschreven als een soort
lezing, compleet met korte schetsen van de geschiedenis. Het bevat geen
onthullingen, maar wel handige namen en data. Ja, mijn moeder was onderwijzeres
tot ze trouwde. In 1946 was het niet gebruikelijk dat je dan zou doorgaan met
werken, wat ze wel had gewild. Ze heeft daarna nooit meer in dienstverband
gewerkt, maar werd wel maatschappelijk actief: Humanistisch verbond, NVSH, even
PvdA en later vooral voor de Stichting Humanistische Uitvaartbegeleiding. Ze
was ook vanaf het begin tot aan haar dood lid van de NVVE en betrok daarvan de
nodige levenstestamenten en andere documenten.
In februari 2011 ging ik langs wegens haar verjaardag. Er
hoefde er nu nog maar één bestelling.
Ze zei dat ze ‘toegroeide’ naar het einde, maar nog steeds
zei ze ook nog van het leven te kunnen genieten, ondanks moeheid. We spraken
over wat zij het juiste moment vindt. En dat ze per se in haar eentje een eind
aan haar leven zou willen maken, onder meer om ‘ons niet te belasten’. Dat ze
soms ook nog dacht: misschien doe ik het niet. Maar ook werd ze, zoals veel
oude mensen, bang om te vallen.
Aan voortzetting van het interview kwamen we niet toe.
In juni 2011 had ze weer eens gesproken met haar adviseur
van Stichting De Einder, een concept-draaiboek opgesteld en besloten nog eens
met haar dokter te praten, liefst met een van haar kinderen erbij. Ja, ze ging
niet over één nacht ijs. Maar een beetje ijzig was het wel.
De datum zou, als het volgens plan ging, het weekeinde van
15/16 oktober worden.
Opmerkelijk vond ik wel dat ze ook zei dat ze zich soms
afvroeg, ‘waar ben ik mee bezig’. Ze memoreerde dat haar consulent had gezegd:
de grootste moed heb je als je durft te erkennen dan je niet durft, en het niet
doet.’
We hebben het toen uitgebreid gehad over haar voornemen om
het alleen te doen, zonder anderen erbij. Dat bleek vooral omdat ze dacht dan
van haar a propos te raken, aan het twijfelen te gaan. ‘In mijn eentje weet ik
altijd het best wat ik wil.’ Ze had er nog eens goed over nagedacht.
Later stuurde ik haar een knipsel toe, en dat leverde een
brief op die een goed beeld geeft van wat haar motieven en ideeën:
‘Ik kreeg gister dat knipsel van
jullie. Weet je, dat maakt me wel blij, want alleen dát is al een teken, dat
jullie over mijn wens nadenken en proberen te begrijpen. En dat laatste, het
niet begrijpen van mijn verlangen om aan het leven een einde te maken, door
anderen en zeker door hen die ik lief heb, dát zit mij nog dwars. Voor mij is
de wens al bijna vanzelfsprekend: waarom nog doorgaan? Er is alleen maar
achteruitgang voor mij, in een wereld en tussen mensen die steeds
onbegrijpelijker voor me worden. Ik ga soms huilen als ik op televisie iemand
hoor, die in mijn taal mijn ideeën en gedachten op rustige toon weet te
verwoorden.
Het uitroepteken bij het knipsel,
bij […] “Je wilt iemand niet in de steek laten, maar hem ook geen zetje geven”.
Als er iemand is aan wie ik dat merk is het mijn huisarts. Gisteren was ik bij
hem i.v.m. mijn incontinentie in de nacht. Nadat we dat besproken hadden en er
een oplossing voor vonden begon hij zelf over mijn wens en hoe ver ik er mee
was. En ik kon vertellen, ook over mijn gedachten en hij luistert, maar geeft
op geen enkele manier suggesties, terwijl ik weet dat hij ‘t liefst zou willen
dat ik er van afzag, denk ik.
Maar hij laat me niet in de
steek! En geeft ook geen zetje, welke kant dan ook op. Aandacht en zorg, dat
zijn woorden die op hem van toepassing zijn.
Dan […] de zin “Ik zou me geen
raad weten, wanneer mijn moeder zichzelf zo in eenzaamheid had moeten doden”.
Voor mij is eenzaamheid de kern van mijn wezen. Niet alleen de kern, maar ook
mijn sterkte. Anderen, ook die ik liefheb, maken mij altijd aan het twijfelen
over hoe of wat ik moet doen. Voor mezelf weet ik dat meestal heel goed. Ik
denk dat als ik in alle alleenheid straks mijn pillen neem, ik dat in vrede
doe. Maar bij de gang naar dat moment toe, heb ik van anderen wel hulp nodig.
De practische hulp van de counseler en de aandacht van m’n geliefden en de
mensen waarom ik geef. Want verder is het een éénzaam avontuur, waarbij vooral
in de ochtend- en avonduren de bomen buiten een grote troost zijn.
[…]
Hierbij gaat jullie knipsel, want
dan is het duidelijk wat ik eruit aanhaal en bovendien gaat er een aantekening
van mij bij uit het boek Simon van Marianne Frederikson.
Over de dood: daar ben ik veelal
mee bezig, met dat proces.
Dag lieverds, ik heb een goed
leven gehad. Ik hoop het ook goed te beëindigen.’
Een maand later, op 18 juli 2011, stuurde ze een brief naar
haar arts. Die had daarom gevraagd, voor de SCEN-arts. De onderstrepingen zijn
van mijn moeder:
‘Geachte dokter [naam],
U hebt mij gevraagd om eens op
papier te zetten, waarom ik niet verder wil leven en waarom ik dat nu al wil.
Om met de eerste vraag te
beginnen lijkt het mij zinnig om te beschrijven hoe voor mij een gemiddelde dag
is.
Meestal sta ik rond 7 uur in de
morgen op, na een onrustige nacht. Onrustig door mijn altijd tintelende en
pijnlijke vingers en doordat ik 3 à 4 keer moet plassen en dan niet altijd
direct erna in slaap kom.
Om op gang te komen doe ik wat
buig- en strekoefeningetjes terwijl het theewater aan de kook komt. Ik ga met
thee en krant (van vorige dag) terug in bed.
Na een ruim half uur heb ik
genoeg moed om mij te wassen. Zowel douche (2x per week) als wassen bij de
wastafel is een voortdurende één-armige oefening om niet te vallen, evenals het
aankleden. Mijn artrose-plekken smeer ik in met mijn eigen olie (Aromedicare,
Budel).
Het ontbijt heb ik meestal de
vorige avond klaargezet en ik zit erbij, dus kan ik uitrusten van de
ochtendlijke inspanningen.
Daarna afwassen van de dingen van
de vorige dag en het ontbijt, hangende aan het aanrecht want het is staan en
van staan en lopen word ik direct heel moe. In de loop van de ochtend wissel ik
dan ook iedere 10 minuten iets doen aan de huishouding af met 20 minuten
zitten.
Iedere dag heeft andere bezigheden,
soms wat meer, soms wat minder.
Twee ochtenden in de week zijn
voor de boodschappen (met rollator). Hetzelfde proces doet zich voor van
handelen en rusten. Heen en weer naar C1000 rust ik 5 à 6 keer. Zitten in de
zon en naar mensen kijken vind ik dan best leuk, maar desondanks ben ik dan als
ik thuiskom uitgeput en heb meer dan een uur rust en koffie nodig om mijn
maaltijd (van een cateraar) op te warmen, te eten, op te ruimen en daarna ga ik
rusten, liggend ongeveer 1 ½ uur, waarbij ik ± ½ uur slaap. Dan post halen, al
of niet administratie doen, e-mail bekijken, lezen, boterham eten en ‘s avonds
televisie kijken. Al lang niet meer een bedrijf dat mijn aandacht kan
vasthouden, laat staan inspireren. Wat mij nog inspireert is het uitzicht uit
mijn raam. Zon, wind en wolken en kinderen in de speeltuin.
Bij alles word ik begeleid door
mijn prikkelende vingers, waarbij ik vaak dingen laat vallen en vermoeidheid is
mijn trouwe metgezel. Ik wil dit niet meer. Ik wilde dit vorig jaar al
niet meer. Ik merk dat dit hele proces gestadig erger wordt en daar is nu
beginnende incontinentie bijgekomen. Is het verzorgingstehuis in het verschiet,
maar dan blijven de ongemakken, samen met (nog) meer verveling. Dan ben ik mijn
inspirerende uitzicht kwijt, met op sommige momenten zijn stilten.
Ik wil niet meer
verhuizen. En toen is de wens gekomen om zelf de dood te zoeken. En nu heb ik
het bijna alleen nog maar over mijn lichaam gehad en niet over verlies,
verdriet en verlangen en de angst de kinderen te overleven en dat wil ik
niet.
De tweede vraag: waarom nu al? Ik
voel en vermoed dat dit verouderingsproces gestaag doorgaat, maar gezien, ‘t
klinkt vreemd, mijn goede gezondheid kan het nog jaren zo voortgaan. En dat
wil ik niet.
En nu kan ik het nog, het zelf
doen. Want, dokter, dat proces waar ik mee bezig ben vergt wel het een en
ander, daar heb je al je capaciteiten voor nodig en ik zie en weet maar al te
goed hoe snel het kan gaan, dat je dat niet meer kan.
En dat wil ik voorkomen. Ik ben
moe, ik wil niet meer.
Is mijn leven nu ondraaglijk?
Niet in de zin der wet, maar voor
mij wel! Ik heb zoveel zin aan mijn leven gegeven, ik heb er nu geen zin meer
in. Ik ben moe.”
Ze sloot een scenario bij.
Vanaf dat moment was de koers uitgezet. Ze had nog diverse
gesprekken met haar jongere broer (die ze in vertrouwen had genomen en haar ook
steunde), met mij en mijn broer en zus, en in augustus regelde mijn broer nog
een dagje met zijn allen uit naar Zoutelande, de plaats waar we veel
zomervakanties hebben doorgebracht.
Het uur U naderde. Alle middelen waren in huis.
Maar eind september kwam er een opmerkelijk en verheugend bericht.
De arts vond het zijn beroepseer te na als moeder haar plan met pillen zou doorzetten
en bood euthanasie aan. Doorslag gaf het vertoog dat ze voor de SCEN-arts
opschreef en het bijgesloten scenario. Ik neem aan (maar ik weet het niet) dat
de arts met zijn collega had overlegd.
Hij stelde ergens in november voor, maar moeder hield vast aan
het idee om in oktober uit het leven te stappen en zo werd 14 oktober de datum.
Die SCEN-arts was langs geweest. ‘Een goed gesprek’, volgens
moeder.
Zondag 25 september met mijn geliefde op bezoek geweest. Dat
was gezellig en ze vertelde veel. Het was lekker weer en moeder genoot van het
uitzicht op de bomen.
Het maakte ‘t des te onwerkelijker dat ze er over enkele
weken niet meer zou zijn. Dat zei ik ook. ‘Hoe denk je dat het voor mij is’,
antwoordde ze. Hints richting uitstel wimpelde ze echter goedgemutst af. Ze
bleef bij haar voornemen, met ijzeren volharding.
Ze zocht wel raad inzake het voorstel van haar arts. ‘Doen’,
zeiden wij. Met pillen, en dan nog in je dooiepiereneentje, kan er allicht iets
misgaan. Het drankje van de dokter is echt beter. En we willen er bij zijn -
dat vond ze ineens ook wel makkelijker en prettiger.
Op 11 oktober hadden we een laatste ‘gewone’
familiebijeenkomst, een afscheidsbijeenkomst bij moeder met broer, zus, mijn
zoon, mij en mijn geliefde. De avond was gezellig, er was geen
begrafenisstemming. We haalden herinneringen op, en praatten zo nu en dan over
wat ging komen. Mijn zoon (haar enige kleinzoon) nam goed afscheid. Er lag een
brief voor hem klaar en in de auto terug zei hij dat hij ook een brief zou
schrijven – wat hij heeft gedaan.
Als er zwaarte was, was die in ons hart.
Zeker na afloop. Het was overwegend stil in de auto.
Op 14 oktober waren broer, zus, mijn geliefde en ik er
opnieuw. De geliefden van mijn broer en zus waren ook meegekomen, die gingen
een eind wandelen en zouden zich na afloop bij ons voegen, als opvang.
We troffen onze moeder kalm, moe, maar opgewekt aan, met een
verbandje om haar arm: er was een verpleegster langsgekomen die een aansluiting
voor een infuus had aangebracht, voor als er iets mis zou gaan.
We hebben herinneringen opgehaald en dergelijke. Ze had er
haar aandacht niet steeds bij, maar glimlachte wel vaak. Ze maakte soms de
indruk al half vertrokken te zijn.
Toen kwam de arts.
Na wat inleidend praten roerde moeder in de keuken het gif
(fenobarbital) door vruchtenyoghurt in een bakje. ‘Wel een raar kleurtje’. ‘Ja,
het lijkt wel gif,’ zei de arts ironisch. Ze lachten.
Vervolgens ging moeder op bed liggen. Ze bedankte ons allen
voor de steun en aandacht die we haar de laatste jaren hebben gegeven. ‘Nu ga
ik.’
Ze at het bakje rustig maar gestaag leeg. ‘Niet zo bitter
als ik dacht.’ Kreeg daarna toch nog wat gewone vruchtenyoghurt om de smaak weg
te halen.
Ging op bed liggen, vouwde haar handen op haar buik, sloot
haar ogen, wachtte af - en ging.
Binnen enkele minuten viel ze in slaap, daarna in een diepe
slaap (snurkte even). Haar handen legde ze naast zich neer. Daarna viel haar
mond open, en voor ons idee langzaam, maar toch binnen opnieuw enkele minuten
werd haar hart zwakker, en stopte.
Moeder was niet meer. Het was even na zes uur.
We waren zeer aangedaan. Maar het was een dood uit
duizenden, en zoals ze had gewild.
Herman Verschuren
Deze versie werd o.a. voorgelegd aan mijn broer en zus en aan de arts. Diens reactie leidde tot de toevoeging bij latere versies, inclusief die voor Relevant:
De toetsingscommissie gaf de arts gelijk.
Achteraf meldde hij mij dat hij en mijn moeder ‘in juli 2011 n.a.v. een nieuwe richtlijn of uitwerking van een richtlijn van de KNMG gesproken hebben over de mogelijkheid van euthanasie’, en daaruit volgde het verzoek tot die brief. Zijn besluit (na consultatie van collega’s) berustte op twee argumenten: ten eerste dat ‘de verzameling van ernstige beperkingen die jullie moeder ervoer ook kon optellen tot een serieus lijden en eventueel een te rechtvaardigen verzoek om euthanasie’, en ten tweede dat ‘haar geheel alleen dood laten gaan’ zou kunnen leiden tot ‘mogelijke complicaties of problemen die niet goed te overzien zijn’ .
Daarom besloot hij tot ‘een vervulling van haar wens op een veilige en niet eenzame manier’.
Dat is gelukt.
Deze versie werd o.a. voorgelegd aan mijn broer en zus en aan de arts. Diens reactie leidde tot de toevoeging bij latere versies, inclusief die voor Relevant:
De toetsingscommissie gaf de arts gelijk.
Achteraf meldde hij mij dat hij en mijn moeder ‘in juli 2011 n.a.v. een nieuwe richtlijn of uitwerking van een richtlijn van de KNMG gesproken hebben over de mogelijkheid van euthanasie’, en daaruit volgde het verzoek tot die brief. Zijn besluit (na consultatie van collega’s) berustte op twee argumenten: ten eerste dat ‘de verzameling van ernstige beperkingen die jullie moeder ervoer ook kon optellen tot een serieus lijden en eventueel een te rechtvaardigen verzoek om euthanasie’, en ten tweede dat ‘haar geheel alleen dood laten gaan’ zou kunnen leiden tot ‘mogelijke complicaties of problemen die niet goed te overzien zijn’ .
Daarom besloot hij tot ‘een vervulling van haar wens op een veilige en niet eenzame manier’.
Dat is gelukt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten